Hoe ver mag de verzekeraar gaan met informatie vragen van het slachtoffer?

ECLI:NL:RBLIM:2018:11505, Rechtbank Limburg, uitspraak van 30 november 2018.

Hoe ver mag de verzekeraar gaan met informatie vragen van het slachtoffer?

Verzoeker stelt dat Allianz (hierna: verzekeraar) is gebonden aan de conclusies van de door partijen gezamenlijk aangezochte deskundigen. Aanvullend voert verzoeker aan dat verzekeraar op onjuiste gronden en onrechtmatig een fraudeonderzoek heeft ingesteld. Verzoeker betwist de inconsistenties die door verzekeraar aan het instellen van het onderzoek ten grondslag zijn gelegd. Voorts betwist verzoeker dat hij niet alle door verzekeraar verzochte stukken zou hebben overgelegd, dan wel dat deze niet voorhanden zouden zijn. Verzoeker stelt daarbij dat verzekeraar in strijd heeft gehandeld met de volgende bepalingen uit de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek (hierna: GPO):

  1. Artikel 1.1 GPO. Dat het feitenonderzoek onvoldoende uitsluitsel zou hebben gegeven, is volgens verzoeker onjuist: op basis van het feitenonderzoek was al voldoende uitsluitsel. Bovendien is het opmerkelijk dat de beslissing tot het instellen van het fraudeonderzoek al op 4 juli 2017 zou zijn gegeven, omdat op dat moment het feitenonderzoek nog in volle omvang bezig was en alle relevante informatie was op dat moment al in het bezit van verzekeraar.
  2. Artikel 3 GPO. Verzekeraar heeft het voor verzoeker meest ingrijpende onderzoeksmiddel, namelijk observatie, gebruikt dat de grootste inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Dit middel dient alleen te worden ingezet in geval van gerede twijfel over de juistheid van feiten. Verzekeraar heeft echter nooit (eenduidig) twijfel geuit over de feiten. Bovendien had verzekeraar een veel minder ingrijpend onderzoek naar de volgens haar ontbrekende feiten kunnen doen, door contact op te nemen met de accountant van verzoeker, of door aanvullende vragen te stellen aan de deskundigen.
  3. Artikel 4 GPO, omdat verzekeraar weigert stukken over te leggen waaruit blijkt door wie en op welke gronden is beslist om een fraudeonderzoek naar verzoeker in te stellen.
  4. Artikel 8 GPO, omdat verzekeraar weigert een kopie te verstrekken van de opdrachtverstrekking aan het onderzoeksbureau dat het fraudeonderzoek naar verzoeker heeft uitgevoerd.
  5. Ten slotte stelt verzoeker dat verzekeraar in strijd heeft gehandeld met de GPO, omdat tot 3 juli 2017 tussen partijen informatie is uitgewisseld in het kader van de schaderegeling, terwijl op 4 juli 2017 het besluit wordt genomen tot het instellen van een fraudeonderzoek.

Ten aanzien van hetgeen bij de observaties is waargenomen, zijn volgens verzoeker op de gemaakte foto- en videobeelden geen onregelmatigheden te zien. Bovendien betreft het volgens verzoeker enkel momentopnames, en zeggen de beelden dus niets over de frequentie, aard en intensiteit van de activiteiten.

Partijen twisten voorts over de vraag of verzekeraar gerechtigd was een fraudeonderzoek naar verzoeker in te stellen en, op basis van verzekeraars interpretatie van de observaties in het kader van het fraudeonderzoek naar verzoeker, over de (mate van) arbeidsongeschiktheid van verzoeker kan beslissen.

Wat is er gebeurd?

Verzoeker is op 28 september 2013, rijdend op een motor, aangereden door een personenauto die werd bestuurd door een bij verzekeraar verzekerde bestuurder waarop verzekeraar aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend. Verzoeker had toen een eigen onderneming. Door het ongeval kon hij niet werken en leed als zelfstandige zonder inkomen in korte tijd aanzienlijke schade. Naar aanleiding van het ongeval zijn ter vaststelling van het letsel en de daaruit volgende inkomensschade, een vijftal expertises opgesteld (het feitenonderzoek).

Daarnaast heeft, begin juli 2017, verzekeraar  zelf ook een fraudeonderzoek gestart jegens verzoeker. Daarbij is verzoeker gedurende vijftien dagen door een onderzoeksbureau geobserveerd. Als reden voor het starten van het fraudeonderzoek is door verzekeraar aangegeven dat zij een aantal inconsistenties heeft geconstateerd. Bovendien zou de door verzoeker aan de verzekeraar overgelegde informatie tegenstrijdig zijn en veel van de gevraagde informatie in het geheel niet te zijn gegeven.

Daarbij geeft verzekeraar aan dat zij in een e-mail van 28 november 2017 aan de advocaat van verzoeker kenbaar heeft gemaakt dat een fraudeonderzoek was gestart naar verzoeker, omdat het feitenonderzoek onvoldoende uitsluitsel gaf. De verzekeraar stelt dat als de rechtbank oordeelt dat het bewijs inderdaad onrechtmatig is verkregen, dat alsnog geen aanleiding is om dat bewijs niet mee te wegen bij de afwikkeling van de letselschade.

Direct contact met Trias Legal
advocaat
?

Bel ons en wij helpen u verder: 010-799 70 40

Wat oordeelde de rechtbank?

De rechtbank stelt dat ook al hebben partijen gezamenlijk opdracht verstrekt aan deskundigen, dat dat niet betekent dat partijen zonder meer aan de rekenkundige uitkomsten van dat deskundigenrapport zijn gebonden.

Partijen zijn slechts gebonden aan de uitkomsten van zo’n rapport als zij ook overeenstemming hebben bereikt over de uitgangspunten die de rekenkundige bij de berekening van het totale verlies aan verdienvermogen dient te hanteren. Die uitgangspunten zien onder andere op het inkomen dat verzoeker verdiende ten tijde van het ongeval, de mate van zijn arbeidsongeschiktheid, en of deze alleen is te wijten aan het ongeval, of en, zo ja wanneer, verzoeker ook zonder ongeval arbeidsongeschikt zou zijn geworden, of van verzoeker kan worden verlangd dat hij zich laat omscholen en, zo ja, welk inkomen hij met die nieuwe baan kan verdienen en vanaf wanneer, en op de duur van de arbeidsongeschiktheid. Over die uitgangspunten twisten partijen. De rechtbank is van oordeel dat daarover duidelijkheid moet bestaan bij beide partijen.

Ongeschikt onderzoeksmiddel

De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de verzekeraar tot het instellen van een fraudeonderzoek allereerst niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1 GPO. Het fraudeonderzoek waartoe is besloten, kan geen uitsluitsel geven bij de bepaling van – in dit geval – een aanspraak op schadevergoeding. Het gebruikte middel is in dit geval daartoe evident ongeschikt. Het fraudeonderzoek diende immers om opheldering te krijgen over de door de verzekeraar gestelde inconsistenties en ter verkrijging van de ontbrekende informatie. Door middel van de observaties worden de bedoelde inconsistenties niet opgehelderd en kan de ontbrekende informatie niet worden verkregen.

Schending van het subsidiariteitsvereiste

Voorts voldoet het ingestelde fraudeonderzoek niet aan het subsidiariteitsvereiste van artikel 3 GPO. Uit hetgeen is overwogen met betrekking tot de vraag of het besluit tot het instellen van een fraudeonderzoek voldoet aan het bepaalde in artikel 1.1 GPO, volgt al dat de door de verzekeraar gekozen onderzoeksmethode niet voldoet aan het subsidiariteitsvereiste van artikel 3 GPO. De gekozen methode was ongeschikt en leverde, mede gezien de aard van het onderzoek, een onnodige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verzoeker op. De informatie die de verzekeraar wilde verkrijgen had op een aanzienlijk minder ingrijpende en doeltreffender manier verkregen kunnen worden. De GPO voorziet in artikel 7.1 ook in andere onderzoeksmethoden, te weten een interview van betrokkene en het inwinnen van informatie bij derden.

Opdrachtverstrekking fraudeonderzoek ontbreekt

De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de verzekeraar niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 8.3 en 8.4 GPO. De verzekeraar heeft immers niet de in die bepalingen bedoelde opdrachtverstrekking overgelegd. Verzoeker en de rechtbank kunnen dus niet beoordelen of voldaan is aan het voorschrift van artikel 8.3 van de code, te weten of in de opdrachtverstrekking aan het onderzoeksbureau is vermeld wat het doel en de aard van de opgedragen observaties zijn, noch dat aan het onderzoeksbureau de in artikel 8.4 GPO bedoelde voorwaarden zijn gesteld. De verklaring ter zitting van de verzekeraar dat er stukken zijn van de opdrachtverstrekking aan het onderzoeksbureau en dat de opdrachtverlening is gemeld, is daartoe niet voldoende.

Onrechtmatig verkregen bewijs

Er bestaat geen aanleiding om het onrechtmatig verkregen bewijs, bestaande in de observatie van verzoeker, toch mee te wegen bij de afwikkeling van de letselschade van verzoeker. De jurisprudentie biedt weliswaar de ruimte om, ondanks het feit dat bewijs onrechtmatig is verkregen, het verkregen bewijs te gebruiken, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om die regel ook in dit geval toe te passen. Doorslaggevend acht de rechtbank daartoe dat de GPO is opgesteld door het Verbond van Verzekeraars. Dit betreft een verbond waartoe verzekeraar ook behoort. Van verzekeraar mag daarom worden verwacht dat zij zich houdt aan de door het verbond opgestelde regels.

Conclusie

Juist omdat er zoveel geschilpunten zijn in deze zaak, komt de rechtbank in dit deelgeschil niet toe aan de beoordeling van de vraag of verzekeraar gerechtigd was een fraudeonderzoek naar verzoeker te starten en of de wijze waarop dat onderzoek is uitgevoerd rechtmatig was. De rechtbank is van oordeel dat deze procedure – zijnde een deelgeschil – volstrekt onnodig en onterecht aanhangig is gemaakt. Er zijn immers nog zodanig veel geschilpunten tussen partijen, dat van een deelgeschil, als door de wetgever bedoeld, geen sprake kan zijn. Enkel ten aanzien van de aansprakelijkheid voor het ongeval bestaat tussen partijen geen verschil van mening. Over vrijwel alle andere aspecten die bij de begroting van de schade in het algemeen een rol spelen, zoals hierboven genoemd, verschillen partijen fundamenteel van inzicht.

Wij helpen u verder.

Soortgelijke situatie meegemaakt?

Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen voor een vrijblijvend gesprek. Wij helpen u graag verder!

Wij helpen u graag!

Trias Legal is een onafhankelijk legal kantoor gespecialiseerd in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht met een speciale focus op het letselschaderecht.

+31(0)10 799 70 40

info@triaslegal.nl Dringende gevallen 24/7 uur bereikbaar.

Terugbelverzoek
Gelieve enkel nummers
Direct contact met een advocaat?

Bel ons en wij help u: 010-799 70 40