Vervoerdersaansprakelijkheid o.g.v. art. 8:105 BW, overmacht en eigen schuld passagier

Trias Legal > Nieuws > Vervoerdersaansprakelijkheid o.g.v. art. 8:105 BW, overmacht en eigen schuld passagier
ECLI:NL:RBROT:2020:1490, Rechtbank Rotterdam, uitspraak van 19 februari 2020.

Vervoerdersaansprakelijkheid o.g.v. art. 8:105 BW, overmacht en eigen schuld passagier

Eiser vraagt de rechtbank voor recht te verklaren dat RET (hierna: gedaagde) aansprakelijk en schadeplichtig is voor de ten gevolge van het op 5 februari 2018 aan eiser in Zoetermeer overkomen ongeval ontstane schade.

Eiser baseert zijn vordering primair op art. 8:105 BW, want tijdens en door het vervoer door gedaagde is eiser een ongeval overkomen. Subsidiair baseert eiser zijn vordering op art. 7.9 van de Algemene voorwaarden.

Volgens gedaagde is er geen sprake van een ongeval in de zin van art. 8:105 BW maar slechts van een voorval, aangezien eiser is gestruikeld bij het opstaan van zijn zitplaats. De manier waarop de bus tot stilstand is gekomen, heeft de val van eiser niet veroorzaakt. Dus is er geen sprake van aansprakelijkheid van gedaagde op grond van art. 8:105 BW en/of op grond van de algemene voorwaarden. Subsidiair beroept gedaagde zich op overmacht als bedoeld in art. 8:105 lid 2 BW. De chauffeur heeft niet hard en abrupt geremd en aannemelijk is dat eiser is gestruikeld of gevallen bij het opstaan tijdens de rit. Dit had een zorgvuldig bestuurder niet kunnen vermijden. Meer subsidiair beroept gedaagde zich op eigen schuld van eiser als bedoeld in art. 8:109 lid 1 BW.

Aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval.

Wat is er gebeurd?

Eiser is op 5 februari 2018 ingestapt in de openbare personenbus, bestuurd door een chauffeur werkzaam bij gedaagde (hierna: de chauffeur). Bij het naderen van de halte is eiser in de bus gevallen met letsel aan zijn heup als gevolg. De chauffeur beaamt dit volgens het op 5 februari 2018 door hem ingevulde schadeformulier:

“Bij de halte gaat Meneer onderuit en heeft last van zijn heup en een hand opengehaald. Meneer kwam van achteren naar voren lopen, terwijl ik aan het remmen ben en op het laatste stukje (1 meter voor de haltepaal) onderuit”

Eiser stelde gedaagde bij brief van 13 februari 2018 aansprakelijk voor de schade als gevolg van zijn val:

“Op 5 februari 2018 om 8.35 uur ben ik tijdens de reis met buslijn 170 ten val gekomen tijdens het uitchecken in de bus. […] Doordat de chauffeur zo hard remde werd ik door de bus geslingerd naar de tweede rij voorin de bus. Er was voor de chauffeur geen reden om zo hard te remmen omdat hij op de busbaan reed.”

De chauffeur heeft op 9 januari 2019, voor zover relevant, heeft het volgende verklaard:

“4. Op het moment dat ik de halte Meerzichtlaan naderde, kreeg ik het signaal dat een passagier op één van de stopknoppen had gedrukt. Er gaat dan in de cabine een geluidje af en een lamp op mijn dashboard branden. Ik was dus van plan om bij de halte Meerzichtlaan te stoppen en begon langzaam vaart te minderen. Terwijl ik daarmee bezig was en de bus bijna stilstond, hoorde ik een klap achter mij. Ik keek om en zag iemand in het gangpad op de grond liggen, op korte afstand achter mijn zitplaats.

  1. Ik ben na stilstand direct naar achteren gelopen en heb de betrokken passagier, die een man bleek te zijn, gevraagd wat er was gebeurd. Hij antwoordde: “Ik ben gevallen”. Dat is ook het enige dat hij tegen mij gezegd heeft. […]

[…]

  1. U vraagt mij op welke wijze ik de bus heb afgeremd. Ik weet inmiddels dat die betrokken passagier gezegd heeft dat ik heel fors heb afgeremd of zelfs een noodstop zou hebben gemaakt. Dat is niet het geval. Ik heb de bus op normale, dat wil zeggen rustige, wijze afgeremd zoals ik altijd doe. Er was voor mij ook geen enkele noodzaak om fors af te remmen, laat staan om een noodstop te maken. Er was ook geen ander verkeer op de busbaan die dat noodzakelijk zouden hebben gemaakt.”
  2. U houdt mij mijn onderhandse verklaring voor in het schadeformulier, dat ik heb ondertekend. Dat is inderdaad mijn handschrift. Ik weet niet meer waarom ik daar heb opgeschreven dat meneer “van achteren naar voren kwam lopen”. Dat heb ik niet gezien. Ik denk dat ik dat heb geconcludeerd omdat hij gevallen was of dat ik dat van andere passagiers heb gehoord. Als ik had gezien dat hij al lopend was gevallen, had ik mij dat ongetwijfeld nog herinnerd. Ik kan dat ook niet gezien hebben, want ik kan niet voortdurend in de spiegel kijken, zeker niet als ik een halte nader. Er staan vaak passagiers op het randje van de halte en die moet ik bij de nadering van de halte goed in de gaten houden. […]”

Eiser heeft op 20 augustus 2019, voor zover relevant, het volgende verklaard: 

“[…] Bij halte de Meerzichtlaan wilde ik uitstappen en ging alvast naar voren om klaar te staan om uit te stappen zodat de chauffeur weer snel zijn weg kon vervolgen. Ik kwam van achter in de bus, liep zonder problemen het trapje af en aangekomen bij de deur zocht ik een stang om mij vast te houden zodat ik kon uitchecken. Ik kreeg echter niet de kans om uit te checken want de chauffeur remde bijzonder hard, daardoor werd ik van de vloer getild en gelanceerd tot vlak achter de chauffeur ter hoogte van de tweede bank. […] Als de buschauffeur gewoon had geremd dan was ik zeker niet gevallen en met mijn gewicht helemaal naar voren gevlogen. Het is overigens niet zo dat ik bij het trapje of bij het afstapje ben gevallen. […]”

In de Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer (hierna: de Algemene voorwaarden) die ook op het vervoer door gedaagde van toepassing zijn, staat, voor zover relevant, het volgende:

“7.9 U of uw nabestaanden hebben recht op een schadevergoeding als u tijdens het vervoer letsel oploopt of overlijdt en dit een gevolg is van:

  1. een aan u overkomen ongeval dat voor rekening van de vervoerder komt of
  2. een omstandigheid die de vervoerder als een zorgvuldig vervoerder heeft kunnen vermijden of waarvan de vervoerder de gevolgen heeft kunnen verhinderen.

[…]

De vervoerder zal zich niet beroepen op enige beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, hetzij met de opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.[…]”

Eiser heeft als gevolg van zijn val een wondje aan zijn linkerhand opgelopen en heeft het bovenste deel van zijn linker dijbeen gebroken. Hij is op 7 februari 2018 geopereerd waarbij drie schroeven in de heupkop zijn geplaatst. Eiser is tien dagen in het ziekenhuis verbleven en vervolgens 58 dagen in een verpleeghuis voor verder herstel. Er is bij eiser geen sprake van een medische eindtoestand.

Direct contact met Trias Legal
advocaat
?

Bel ons en wij helpen u verder: 010-799 70 40

Wat oordeelde de rechtbank?

Art. 8:105 lid 1 BW (Vervoerdersaansprakelijkheid)

Op grond van art. 8:105 lid 1 BW is de vervoerder aansprakelijk voor schade door dood of letsel van de reiziger ten gevolge van een ongeval dat in verband met en tijdens het vervoer aan de reiziger is overkomen. Dat eiser letsel heeft opgelopen door zijn val tijdens de rit in de bus van gedaagde, staat tussen partijen vast. Volgens gedaagde is de val van eiser echter niet aan te merken als een ongeval als bedoeld in art. 8:105 lid 1 BW. Gedaagde betwist namelijk dat er sprake is van “een ongeval in verband met” het vervoer. Het is aan eiser om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hiervan wel sprake is.

Eiser heeft gesteld dat de chauffeur plotseling en krachtig afremde voor de halte waar eiser eruit wilde, terwijl eiser al stond om naar de uitgang te lopen en dat eiser daardoor is gevallen en naar voren is geslingerd in de bus. Uit het ambulanceritformulier is af te leiden dat de ambulance als melding heeft doorgekregen dat eiser was gevallen door een noodstop van de bus. De rechtbank gaat ervan uit dat deze informatie (indirect) van de chauffeur afkomstig was.

Het verband tussen het remmen en het vallen volgt ook uit het schadeformulier dat door de chauffeur zelf is ingevuld op de dag van de val. In dit formulier heeft hij bij “Omschrijving van het voorval” geschreven dat eiser van achteren naar voren kwam lopen, terwijl hij aan het remmen was en eiser op het laatste stukje onderuit ging. De chauffeur heeft weliswaar op een veel later moment verklaard dat hij eiser niet in de bus heeft zien lopen, maar aan deze verklaring komt in het licht van zijn eerdere verklaring onvoldoende waarde toe.

De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat eiser is gevallen als gevolg van het remmen door de chauffeur, terwijl eiser in het gangpad van achteren naar voren liep. Dit maakt dat de val van eiser in de bus is aan te merken als een ongeval in de zin van art. 8:105 lid 1 BW en dat het ongeval heeft plaatsgevonden “in verband met” het vervoer. Dit betekent dat gedaagde in beginsel aansprakelijk is voor de schade van eiser als gevolg van zijn val in de bus.

Art. 8:105 lid 2 BW (Overmacht)

Volgens gedaagde heeft de chauffeur gewoon, en niet abrupt en hard, geremd en daarom is aannemelijk dat eiser is gestruikeld of gevallen bij het opstaan tijdens de rit. Dit zijn, aldus gedaagde, omstandigheden die een zorgvuldig bestuurder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen zoals genoemd artikellid bepaalt. Deze formulering is gelijk aan die in art. 8:82 BW. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat dit betekent dat een vervoerder zich slechts met succes op overmacht kan beroepen als hij aantoont “dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om de schade te voorkomen”. De stelplicht en bewijslast hiervan liggen bij gedaagde.

De rechtbank gaat ervan uit dat de chauffeur dusdanig hard heeft geremd, dat eiser zijn evenwicht heeft verloren en is gevallen. Van een zorgvuldig handelend buschauffeur mag worden verwacht dat hij bij het naderen van een halte niet alleen let op het eventuele overige verkeer en de passagiers die bij de halte staan te wachten, maar ook op mensen die zich staand of lopend in het gangpad van de bus bevinden, te meer omdat het ook volgens gedaagde bekend is dat passagiers vaak al bij de nadering van een halte opstaan, voordat de bus tot stilstand is gekomen. De chauffeur had dus rekening moeten houden met eiser die zich in het gangpand van de bus bevond, in die zin dat hij de halte (nog) behoedzamer had moeten benaderen ofwel dat hij eiser had gewaarschuwd te blijven zitten totdat de bus tot stilstand was gekomen. Volgens de rechter heeft (de chauffeur van) gedaagde dus niet alle maatregelen getroffen die van een zorgvuldig vervoerder zijn te vergen. Dit betekent dat het beroep van gedaagde op overmacht wordt verworpen.

Art. 8:109 lid 1 BW (Eigen schuld)

Dit artikellid bepaalt dat als de vervoerder bewijst dat schuld of nalatigheid van de reiziger schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen, de aansprakelijkheid van de vervoerder geheel of gedeeltelijk kan worden opgeheven.

Het beroep op eigen schuld slaagt deels. Eiser was volgens eigen zeggen alvast opgestaan om zich tijdig bij de uitgang op te stellen, wetende dat hij gelet op zijn leeftijd wat meer tijd nodig had om zich vanaf zijn stoel naar de uitgang te begeven. Niet gesteld of gebleken is dat de chauffeur hem onvoldoende tijd zou gunnen om veilig uit te stappen. Daardoor is de rechtbank van oordeel dat eiser door zijn gedrag in enige mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.

Conclusie

De rechtbank verklaart voor recht, uitvoerbaar bij voorraad, dat gedaagde voor een deel van 80% aansprakelijk en schadeplichtig is voor de ontstane schade ten gevolge van het op 5 februari 2018 aan eiser in Zoetermeer overkomen ongeval. De overige 20% valt (door eigen schuld) voor rekening van eiser.

Wij helpen u verder.

Soortgelijke situatie meegemaakt?

Schroom dan vooral niet om contact met ons op te nemen voor een vrijblijvend gesprek. Wij helpen u graag verder!

Wij helpen u graag!

Trias Legal is een onafhankelijk legal kantoor gespecialiseerd in het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht met een speciale focus op het letselschaderecht.

+31(0)10 799 70 40

info@triaslegal.nl Dringende gevallen 24/7 uur bereikbaar.

Terugbelverzoek
Gelieve enkel nummers
Direct contact met een advocaat?

Bel ons en wij help u: 010-799 70 40